100% Zufriedenheitsgarantie Sofort verfügbar nach Zahlung Sowohl online als auch als PDF Du bist an nichts gebunden
logo-home
Samenvatting Kinder- en Jeugdhulpverlening 4,49 €   In den Einkaufswagen

Zusammenfassung

Samenvatting Kinder- en Jeugdhulpverlening

 192 ansichten  10 downloads
  • Kurs
  • Hochschule

Deze samenvatting is gemaakt met persoonlijke notities van tijdens de les, het handboek en de slides. Het is een samenvatting voor de theorielessen, niet voor het WPO (dus niet de casussen).

Letzte Aktualisierung vom Dokument: 7 Jahr vor

vorschau 4 aus 33   Seiten

  Zum Beispiel

Dein Dokument wird erstellt...

mobile-preview
  • 15. januar 2018
  • 28. januar 2018
  • 33
  • 2017/2018
  • Zusammenfassung
avatar-seller
Sophie De Clercq 2017-2018



Samenvatting kinder- en
jeugdhulpverlening
Inleiding
Kinder- en jeugdhulpverlening is een complex kluwen.

Sectoren: zijn historisch, los van elkaar ontstaan (bv: initiatief voor kinderen uit gezinnen met
armoede). Ontwikkelingen op maatschappelijk, wetenschappelijk, organisatorisch vlak zorgen voor
verschuivingen. Men kwam tot de vaststelling dat de sectoren op elkaar moeten afstemmen i.p.v.
aparte gesloten containers te zijn.

 Elke sector heeft een eigen regelgevens kader (bv: psychiatrie = federaal, andere sectoren zijn
Vlaams)  samenwerkingen verlopen moeilijk

Doelgroepen: zijn artificieel gecreëerd, maar in de realiteit zijn ze zelden zo afgebakend.

Integrale jeugdhulp ontstond in 2014 en overkoepelt de 4 grote sectoren:

1. Jeugdhulp en jeugdbescherming: bijzondere jeugdzorg
2. Zorg voor personen met een handicap
3. Buitengewoon, geïntegreerd en inclusief onderwijs voor kinderen/jongeren met bijzondere
noden
4. (geestelijke) gezondheidszorg voor personen met bijzondere noden

Integrale jeugdhulp is dus intersectoraal en specifiek voor kinderen en jongeren. De maatschappij is
het overkoepeld werkveld. Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden sectoren van buitenaf,
maar ook ontwikkelingen op wetenschappelijk en organisatorisch vlak doen dat:

 Maatschappelijke ontwikkelingen: emancipatie, gelijkwaardigheid, rechten/juridisering 
burgerschapsparadigma en Quality of Life
 Wetenschappelijke ontwikkelingen: kennis van de etiologie en neurologie, medische en
revalidatietechologie, gedragswetenschappelijke theorieën en instrumenten…  ecologisch
paradigma (de mens als onderdeel van grotere gehelen)
 Organisatorische ontwikkelingen: vermaatschappelijking, decentralisatie, vraagsturing,
inclusief beleid, klant- en marktgerichtheid: van alles overnemende zorgsystemen naar
ondersteuning op maat  ondersteuningsparadigma

Algemene maatschappelijke ontwikkelingen
 In de jaren ’50-’60: verzorgingsstaat: overheid is verantwoordelijk voor organisatie van de
zorg. De bedoeling is om op die manier sociale ongelijkheid weg te werken. Welfarism: de
beweegredenen waren economisch. Overheid als centraal sturingsmechanisme en geloof in
richtinggevend wetenschappelijk onderzoek als basis
 Onder invloed van individualisering en globalisering is dit geëvolueerd naar
risicomaatschappij: verzorgingsstaat gaat uit van ‘rationele’ keuzes van individuen (je bent
verantwoordelijk), maar zo werkt het niet. Er worden voorwaarden gekoppeld aan subsidies
 zo wordt ongelijkheid niet weggewerkt. Vermarkting van het sociale (vervaging private en
publieke sfeer): de hulpverlening professionaliseert vanuit de private markt
 Toegenomen aandacht voor diversiteit


1

,Sophie De Clercq 2017-2018


 Het aanbod differentieerde onder invloed van deze ontwikkelingen. Het aanbod was eerst
bijna uitsluitend residentieel. Dit maakte plaats voor kortdurende interventies die goedkoop
en effectief bleken te zijn  opnieuw verschraling van het aanbod
 Participatiemaatschappij: studenten kunnen proffen beoordelen etc.

Defectparadigma  normaliteitsparadigma  burgerschapsparadigma:

 Defectparadigma: personen met een handicap zijn niet normaal, defect
 Normaliteitsparadigma: personen met een handicap moeten kunnen meedoen aan ‘normale’
activiteiten, moeten een bestaan leiden tot zo dicht mogelijk bij het normale aanleunt
 Burgerschapsparadigma: iedereen heeft dezelfde rechten, ook recht om zelf keuzes te maken.
We spreken eerder over ondersteuning dan over zorg

Quality of Life:

 Van een filosofisch naar een meetbaar concept: tevredenheid  na WOII: vooral economisch,
materieel  vanaf jaren ’70: social indicators movement, uitbreiding naar meer aspecten
zoals familie, gezondheid, huisvesting
 Vanaf jaren ’70 is er binnen de gezondheidzorg en het klinisch werkveld aandacht voor
quality of life omdat de levensverwachting stijgt  meer chronische ziektes. Quality of life
verbetert als gezondheid verbetert
 Sinds jaren ’80: introductie van het begrip zorg voor personen met een handicap.
Inclusief/volwaardig burgerschap wordt een primair doel; concept quality of life krijgt mee
vorm vanuit een ondersteuningsmodel
 Wordt gezien als: sensitizing (persoonlijke ervaringen en verwachtingen), multidimensionaal,
universeel, subjectief, dynamisch concept
 8 domeinen, onderverdeeld in 3 hoofdfactoren (valide over alle culturen heen):
 Factor 1: onafhankelijkheid:
o Domein persoonlijke ontwikkeling: opleiding, persoonlijke competentie,
vaardigheden
o Domein zelfbepaling: autonomie, persoonlijke controle, persoonlijke doelen
en waarden, keuzes
 Factor 2: sociale participatie:
o Domein interpersoonlijke relaties: interacties, relaties/vriendschappen en
ondersteuning
o Domein sociale inclusie: integratie en participatie in de samenleving, rollen in
de samenleving, sociale ondersteuning
o Domein rechten: humane rechten (respect, waardigheid, gelijkheid) en
wettelijke rechten (burgerschap, toegang, rechtvaardige behandeling)
 Factor 3: welbevinden:
o Domein emotioneel welbevinden: tevredenheid, zelfbeeld, vrij zijn van stress
o Domein fysiek welbevinden: gezondheid en vrije tijd
o Domein materieel welbevinden: financiële status, werk en onderdak
 Ontwikkeling van het concept quality of life heeft een impact op de betrokkene
(microniveau), maar ook op de manier waarop zorg/hulpverlening in onze maatschappij
georganiseerd wordt (mesoniveau) en het beleid en de regelgeving (macroniveau)




2

,Sophie De Clercq 2017-2018


Mesoniveau: verschil tussen kwaliteit zorg en kwaliteit bestaan:

Kwaliteit van zorg Kwaliteit van bestaan
De zorgaanbieder, de organisatie, De persoon zelf in zijn natuurlijke
Perspectief
de professionals staat centraal netwerk staat centraal
Organisatorische processen
dienen soepel en efficiënt te
Gewenste resultaten voor de
Belang verlopen: grote overhead als
individuele persoon; weinig overhead
gevolg. Altijd ‘onderweg’ bezig
met een eigen proces
Management van zorgstelsels, Individuele ondersteuning en de
Inhoud leidt tot grootschaligheid en effecten daarvan op iemands
groepsdenken persoonlijk leven
Efficiëntie, doeltreffendheid van Op waarden gebaseerde
Typische criteria
de kosten, planning, langetermijnresultaten van inclusie,
voor beoordeling
gebruikerstevredenheid persoonlijke ontplooiing en zelfbepaling
Ondersteuning moet iemand
persoonlijk helpen, zelfs als dit betekent
De huidige zorgstelsels moeten
dat er alternatieve structuren moeten
Structuren slechts verbeterd worden; strakke
gevonden worden. Weinig hiërarchie in
hiërarchie
de organisatie, nadruk op zelfsturing en
coaching

Quality of life op macroniveau: de laatste 40 jaar is er op beleidsvlak veel gewijzigd op vlak van
rechten: algemeen krijgen individuen veel meer autonomie en rechten toegeëigend. Beleidsmatig
toekennen van rechten is evenwel onvoldoende, indien deze niet vergezeld gaan van mogelijkheden
om deze rechten uit te voeren (denk aan studietoelagen). QoL kan een kader vormen om deze
mogelijkheden te creëren.

Organisatorische ontwikkelingen
 Ondersteuningsparadigma: van zorg en hulp (aanbodsgestuurd) naar ondersteuning
(vraaggestuurd)
 Wie biedt ondersteuning? Verschillende lijnen in de hulpverlening:
 0e lijn: informele ondersteuning  mantelzorg en zelfhulp
 1e lijn: formele laagdrempelige ondersteuning
 2e lijn: professionele hulpverlening, meestal ambulant of mobiel
 3e lijn: residentiële/zeer gespecialiseerde hulp
 Hoe gespecialiseerder, hoe minder aanbod (in Vlaanderen is dit niet zo: jeugdhulp heeft zeer
veel residentieel aanbod)
 Vermaatschappelijking: te veel residentieel aanbod (omgekeerde driehoek)  zorg moet
verschuiven (naar gewone driehoek). Mantelzorg heeft altijd bestaan  wordt nu
geïntegreerd in een ruimer zorgsysteem. Aanleiding voor deze tendens:
 Groeiende ontevredenheid over de inefficiëntie van de sociale sector (bv:
wachtlijsten)
 Zorg uitsluitend in professionele handen = economisch onhaalbaar en onwenselijk
 Ander beeld van de moderne burger in de verzorgingsstaat
Valkuilen van vermaatschappelijking:
 Goed uitgebouwde netwerken zijn vooral te vinden in de hogere klassen
 Vermaatschappelijking lukt niet als besparingsmethode (integendeel: dit vergt extra
budget, begeleiding…)


3

, Sophie De Clercq 2017-2018


Conclusie evolutie zorg:

1. Van aanbod naar vraag
2. Meer samenwerking
3. Aandacht voor sociale rechten

Integrale jeugdhulp
= begrip geïntroduceerd sinds 2014 (daarvoor decreet voor introductie integrale jeugdhulp), met als
doel effectievere jeugdhulp, overzichtelijkere en eenvoudigere jeugdhulp en het recht op jeugdhulp
beter effectueren. Het gaat over een systemische verandering: herschikking van het landschap,
vernieuwen van instellingen en vereenvoudigen van procedures. Voorgeschiedenis:

 De jeugdhulpverlening stond onder druk: per sector moest je je gaan aanmelden. Of je
aanvaard werd, hing ook af van het aantal beschikbare plaatsen  niet-geplafonneerde
diensten liepen/lopen over. Bv: hulpverleners die x aantal gezinnen moesten bezoeken,
kregen er telkens gezinnen bij die ze op dezelfde tijd moesten helpen (geplafonneerd =
residentie met kamers: vol = vol). Deel van de oplossing = intersectoraal werken, want de
meerderheid van de probleemjongeren heeft meerdere problemen (= verdeelde
intersectorale ondeelbaarheid). Maar: steeds grotere, onrealistische verwachtingen van
maatschappij. Een klassiek antwoord op de weinige plaatsen = vroeger optreden ten aanzien
van de opvoeding. Paradoxaal genoeg zorgt dit voor meer werk
 Veranderingsurgentie:
 Versnippering en verkokering: chaos en gebrek aan overzicht: 6 erkende sectoren in
IJH, daarnaast nog andere jeugdhulpaanbieders die anders gesubsidieerd/
gefinancierd worden (bv: jeugdpsychiatrie)
 Afstemmen van hulpvraag en -aanbod: nu wordt hulpvraag aangepast naar het
aanbod (i.p.v. omgekeerd) + kinderen met complexe problemen vallen tussen de
mazen van het net
 Recht op jeugdhulp blijft beperkt tot het aanbod
 Tekort aan jeugdhulp werkt aanbodsgestuurde jeugdhulp verder in de hand
 Decreten:
 Kaderdecreet: decreet dat de grote krijtlijnen schetst (= Vlaams, dus kinderen voor
de kinderpsychiatrie vallen daar niet onder)
 Tweede decreet integrale jeugdhulp:
1. Contextgerichtheid: we spreken niet over cliënten, maar over cliëntsystemen
(bv: cliënt + gezin)  focus op versterken van dat systeem, niet meer op de
tekortkomingen van dat systeem
2. Subsidiariteit: de minst ingrijpende hulp heeft voorrang (!)
3. Beperkt recht op jeugdhulp: provisierecht = beperkt (als het geld op is…), dit
geldt alleen voor vrijwillig gestelde vragen
4. Vraaggerichtheid: nadruk op diagnostiek, vraagverheldering: wat heeft
jongeren nodig?  leidt tot hulpverleningsvoorstel en handelsplan
5. Instemming: dwingende voorwaarde: er moet nadrukkelijke toestemming
zijn van cliënt(systeem)
6. Kinderrechten
 Afstappen van denken in doelgroepen: functies van de hulp staan centraal
 Bijzondere jeugdhulp en VAPH: geen sectorale maar intersectorale toegangspoort
 Brede instap: mensen uit 6 sectoren zijn er aanwezig om te informeren  probleem-
gebonden hulp = aangeboden door die 6 sectoren
 Doel: integratie van minderjarigen en hun ouders in de samenleving

4

Alle Vorteile der Zusammenfassungen von Stuvia auf einen Blick:

Garantiert gute Qualität durch Reviews

Garantiert gute Qualität durch Reviews

Stuvia Verkäufer haben mehr als 700.000 Zusammenfassungen beurteilt. Deshalb weißt du dass du das beste Dokument kaufst.

Schnell und einfach kaufen

Schnell und einfach kaufen

Man bezahlt schnell und einfach mit iDeal, Kreditkarte oder Stuvia-Kredit für die Zusammenfassungen. Man braucht keine Mitgliedschaft.

Konzentration auf den Kern der Sache

Konzentration auf den Kern der Sache

Deine Mitstudenten schreiben die Zusammenfassungen. Deshalb enthalten die Zusammenfassungen immer aktuelle, zuverlässige und up-to-date Informationen. Damit kommst du schnell zum Kern der Sache.

Häufig gestellte Fragen

Was bekomme ich, wenn ich dieses Dokument kaufe?

Du erhältst eine PDF-Datei, die sofort nach dem Kauf verfügbar ist. Das gekaufte Dokument ist jederzeit, überall und unbegrenzt über dein Profil zugänglich.

Zufriedenheitsgarantie: Wie funktioniert das?

Unsere Zufriedenheitsgarantie sorgt dafür, dass du immer eine Lernunterlage findest, die zu dir passt. Du füllst ein Formular aus und unser Kundendienstteam kümmert sich um den Rest.

Wem kaufe ich diese Zusammenfassung ab?

Stuvia ist ein Marktplatz, du kaufst dieses Dokument also nicht von uns, sondern vom Verkäufer Calothamnus_Platax.orbicularis. Stuvia erleichtert die Zahlung an den Verkäufer.

Werde ich an ein Abonnement gebunden sein?

Nein, du kaufst diese Zusammenfassung nur für 4,49 €. Du bist nach deinem Kauf an nichts gebunden.

Kann man Stuvia trauen?

4.6 Sterne auf Google & Trustpilot (+1000 reviews)

45.681 Zusammenfassungen wurden in den letzten 30 Tagen verkauft

Gegründet 2010, seit 15 Jahren die erste Adresse für Zusammenfassungen

Starte mit dem Verkauf
4,49 €  10x  verkauft
  • (0)
  Kaufen